Delen
Coby: “Ik heb dat een een orthodox Christelijke jongen horen zeggen: ‘Als ik mijzelf aankijk, dan heb ik mijzelf een klap in het gezicht te geven. Als ik in de spiegel kijk, dan vind ik mijzelf vies.’ Dat was voordat hij zijn coming out had naar zijn familie, wat vaak de grootste bron van stress is. School kan ook een bron van stress zijn, of de religieuze gemeenschap.”
Angelique: “Aan het woord is psychiater Cobie Groenendijk. Zij heeft, zoals ze zelf zegt, ‘een bijzondere liefde voor het begeleiden en behandelen van LHBT-patiënten met psychische problemen’.”
“Dit is ‘Komt een mens bij de dokter’. En ik ben Angelique Houtveen. In deze podcast horen we verhalen uit de spreekkamer. Intieme, ontroerende en opzienbarende verhalen. Van – en over – mensen die lang niet altijd de hulp krijgen die ze nodig hebben.”
“In deze aflevering vertelt een deskundige over haar ervaringen in de spreekkamer. Binnen en buiten de psychiatrie maakt Cobie zich al jaren hard voor LHBT-personen.
De afkorting LHBT staat voor: lesbisch, homo, biseksueel en transgender. Er wordt te makkelijk gedacht dat LHBT-ers in Nederland het goed hebben. Ook door hulpverleners. We zijn een vrijzinnig land, het homohuwelijk is bij wet geregeld…”
Coby: “Ja, dat hoor ik regelmatig, ook van de best bedoelende collega’s. Die denken: goh, maar alles kan nu toch? Ik bedoel, we hebben Gaypride, iedereen kan trouwen, je kan zelfs een gezin stichten, dus nu is het toch gewoon goed? Dat wil denk ik ook iedereen graag. Zo van juridische werkelijkheid klopt nu op papier, en daarmee denkt men dan ook dat de binnen werkelijkheid van mensen op orde is. Sociologen noemen dat wel eens de ‘Dutch paradox’; dus ondanks dat er een juridische gelijkstelling is tussen diverse geaardheden, tussen heteroseksuelen en LHBT’ers, is het echt niet zo dat er een emotionele gelijkenis is.”
“Ik heb een relatie met een vrouw, dus uit die aard ken ik de LHBT-community. Ik kom zelf it een orthodox-nest, uit een reformatorisch nest, dus ik ken de ervaring hoe het is om op te groeien in een homofobe omgeving. En vanuit mijn rol als psychiater ben ik in kennis gekomen met het feit dat veel LHBT’ers kampen met psychische klachten. En al werkende weg zag ik dat daar eigenlijk binnen de psychiatrie, relatief weinig aandacht was voor specifieke zorg aan LHBT’ers.”
Angelique: “Uit onderzoek blijkt dat LHBT-personen twee keer zo vaak last hebben van depressies, angststoornissen en suïcidale gevoelens. Zelfdoding komt ook veel vaker voor onder deze groep. Samen met collega-psychiaters heeft Cobie een platform opgericht om de zorg voor deze groep en de kennisoverdracht te verbeteren. Zij hoort schrijnende verhalen van LHBT-ers in haar spreekkamer.”
Coby: “Ik denk bijvoorbeeld aan een man uit het Midden-Oosten van Islamitische afkomst die ik in behandeling heb en die van jongs af aan zo bestraft is door zijn ouders om zijn bewegen, om zijn kledingvoorkeur, om zijn vriendenvoorkeur, om zijn interesses. Dat hij bij mij komt vanwege depressies, vanwege suïcidale gevoelens, vanwege het niet hebben van hoop dat ook hij misschien een leven kan opbouwen. Want hij heeft hoop op een partner, op een gezin.”
“Tegelijkertijd denkt hij: dat kan ik niet, want dat kan ik mijn familie niet aandoen. Dus hij voelt zichzelf als een soort dader ten opzichte van zijn familie. Dat als hij zich uitspreekt, dat als hij wel iets laat zien van wat er bij hem vanbinnen leeft maar wat zo afgestraft is en waar hij helemaal het zwijgen over heeft toegedaan en zich geprobeerd heeft te gedragen zoals zijn familie wil, dat hij al schroom heeft om überhaupt bij mij in de kamer iets waarover naar buiten te laten komen. Hij lacht het vaak weg, zegt dat hij vies is, zegt dat hij vast zit, dat hij niet vooruit kan, en weet niet hoe hij daar uit moet komen, uit die klem van die cultuur, die religie, dat gezin, en denkt dus dat hij anderen schade toebrengt door ietsje meer toe te gaan geven aan wat er ook in hem leeft en positieve gevoelens eigenlijk, aan hele normale gevoelens.”
“Wat we dan proberen te doen, is de originele van hoe hij met zichzelf is gaan omgaan, hoe hij dat geleerd heeft hoe hij met zichzelf moet omgaan, om daar toch een beetje ruimte in te krijgen, dat dat misschien niet helemaal echt is wie hij is, maar dat dat een aan hem opgeplakte identiteit is. En eigenlijk het creëren van een veilige ruimte waarin hij onderscheid kan gaan maken van wat van buiten komt en binnen in hem is vastgekleefd en welke andere delen er in hem zelf ook zijn en die om ruimte vragen.”
Angelique: “Niet alleen binnen de orthodox-Islamitische gemeenschap hebben LHBT-ers het zwaar. Dit geldt bijvoorbeeld net zo goed voor de orthodox- christelijke gemeenschap, de bible belt van Nederland.”
Coby: “Ik heb dat ook wel een orthodox Christelijke jongen horen zeggen: ‘Als ik mijzelf aankijk, dan heb ik mijzelf een klap in het gezicht te geven, als ik in de spiegel kijk. Dan vind ik mijzelf vies.’ Dat was voordat hij zijn coming out had naar zijn familie, wat vaak de grootste bron van stress is. School kan ook een bron van stress zijn, of de religieuze gemeenschap. Je kunt zogenaamd een alien self in jezelf krijgen, dus een vreemd-zelf, een soort alien. Je bent gespiegeld door de mensen die je opvoeden in hoe je je gedraagt, dat dat niet goed is, dat dat vies is, dat dat fout is, en logischerwijs, je bent van hen afhankelijk als kind, zij moeten je veiligheid bieden, dus je neemt dat voor waar aan. En je slikt het in.”
“Er kan een vreemd deel in jezelf komen wat je echt als ik gaat zien. Dat schuurt natuurlijk want mensen voelen wel dat ze het niet helemaal zelf zijn. Maar dat kan zo bestraffend worden dat het kan leiden tot zelfbeschadiging, tot suïcidale gevoelens en in het ergste geval tot zelfmoord. Want dat is een niet te tolereren gevoel als je moet leven met dat gevoel in jezelf.”
Angelique: “Voortdurende afwijzing en bestraffing hebben een negatieve invloed op je karaktervorming en de ontwikkeling van je identiteit. Met alle gevolgen van dien. Cobie weet dit helder te schetsen.”
Coby: “Als er niet gewoon een rustige opbouw is kunnen zijn van wie je bent, dat je niet hebt kunnen worden van wie je bent, van jongs af aan. Dan zie je dat nogal wat LHBT’ers’ karakter gaat beïnvloeden. En dat mensen allerlei manieren gaan verzinnen om toch maar goed genoeg te zijn in die ogen van de ander. Dat mensen heel perfectionistisch worden, dat ze enorm prestatiegericht worden, dat ze heel dwangmatig kunnen worden om de boel maar te kunnen controleren. Zo van: dan weet ik tenminste dat het goed gaat komen met mij. Of dat je heel vermijdend wordt, dat je denkt: ik loop om alle problemen met een hele grote bocht omheen. En ik laat vooral niks van mijzelf zien. Nou, je kunt je voorstellen dat trucs om jezelf toch te handhaven, dat werkt vaak een poosje, maar naarmate de problemen intiemer worden, ja, dan lopen mensen daarin vast en dan kan het natuurlijk echt leiden tot forse depressie of echt ernstige angst.”
“Als een kind een normale behoefte toont, een normale manier van gedragen, gewoon zich uit, en dat wordt afgestraft of met negatieve woorden wordt gelabeld of als zonde wordt gekwalificeerd, of als het weg moet wat je voelt, of wil tonen, dan kan je je voorstellen dat dat verwarring geeft in het binnenste van een kind. En dat dat zelfs tot chaos kan leiden, als het ook met agressie en veel chaos gepaard gaat. En onverwachtheid en straf. Als dat heel heftig gaat, dan kunnen kinderen daar echt chaotisch gehecht van worden en dat kan leiden tot veel psychische klachten. Dus hoe meer die gehechtheid eigenlijk verstoord raakt, ja, dat is toch heel naar, want dat geeft een soort blueprint over hoe je over jezelf moet denken in het contact met je ouders, en ook hoe je moet denken over jou en de mensen die je gaat ontmoeten. En die blueprint van vertrouwen, hè, basic trust, op z’n mooi Engels, of basic distrust, dat zijn wel belangrijke prints die in het innerlijk van iemand kunnen leven.”
Angelique: “LHBT-ers die door aanhoudende negatieve ervaringen wantrouwig zijn geworden, vinden het vaak moeilijk om hulpverleners te vertrouwen. De drempel om hulp te zoeken voor mentale problemen is hoog.”
Coby: “En daarom is het zo goed als de GGZ, de Geestelijke Gezondheidszorg, maar dit geldt denk ik ook voor de huisartsenzorg, voor het maatschappelijk werk; overal waar mensen eigenlijk aankomen met hun vragen, dat ze voelen dat daar een diversiteitsvriendelijke sfeer hangt. En ja, dat kan zijn door gewoon een regenboogsticker ofzo op de muur, of een blad of… Maar ook vooral door de attitude van de behandelaar, want dat moet eigenlijk de eerste safe space worden, de veilige plek, waar mensen tot die verdere zelf-exploratie en positieve spiegeling kunnen komen. Zodat hopelijk wat je daar leert, dat je dat ook kunt gaan oefenen en positieve ervaringen kan krijgen met mensen buiten de therapiekamer.”
“Bij een groot aantal mensen – niet bij iedereen, maar bij een groot aantal mensen – is er herstelvermogen en kun je ook op latere leeftijd met mensen die vertrouwenwekkend zijn en betrouwbaar en consistent en aandachtig, alsnog positieve ervaringen opbouwen en vertrouwen opbouwen in jezelf en in anderen. Maar goed, je kunt je voorstellen hoe meer negatieve ervaringen daartussen zitten en hoe minder je vrij bent in het aangaan van contacten buiten je eigen cirkel, ja, dat kan toch wel een klus zijn om het opbouwwerk te beginnen.”
Angelique: “Als de behandelaar zelf LHBT-er is, kan dit het gevoel van veiligheid vergroten. Cobie zet soms ook haar eigen ervaringen in de spreekkamer in, als ze denkt dat dit de patiënt verder kan brengen.”
Coby: “Soms als je het gevoel hebt dat een patiënt ergens mee worstelt, of als een onderwerp niet uitgesproken durft te worden of iemand gaat daar op een hele kastijdende manier mee om, kan het nuttig zijn, dat moet je heel overwogen goed doen, je kunt er een patiënt ook mee belasten, want die kan zich ook beschroomd voelen als hij iets hoort over je eigen persoon, of kan geremd worden. Maar soms kan dat een overweging zijn, om te zeggen van goh, ik ken die gemeenschap goed, ik heb zelf daar ook iets in ervaren, en misschien, ja, je eigen verhaal daarin inbrengen. Maar dat is iets waar je samen naar op zoek moet gaan. Kijk, veel LHBT’ers zeggen: ik hoef niet per se een LHBT-therapeut te hebben, als ik maar een therapeut heb van wie ik voel dat hij open is en dat hij met mij wil zoeken en niet allerlei vooroordelen met zich meedraagt.”
“Die zich bewust is van zijn eigen vooroordelen, ingelezen heeft of probeert om de LHBT-gemeenschap te leren kennen; specifieke eigenschappen, plekken, jargon. Dat is belangrijk. Maar soms zijn er LHBT’ers die zeggen nee, ik wil wel specifiek een LHBT-therapeut want ik ben zo beschadigd, ik heb zoveel pijn, ik heb zoveel angst, ik wil alleen maar met iemand spreken die ook die taal kent. En ja, uit mijn eigen geschiedenis ken ik de ervaring dat er in sommige delen van onze maatschappij – nou, denk ik weer aan de homoseksualiteitsverklaringen die op sommige scholen vereist worden van ouders – een ernstig gebrek is aan taal. Ouders kijken weg of laten het kind voelen dat het niet oké is wat hij denkt, of voelt of wil, dat het zondig is, dat het weg moet.”
Angelique: “Als je voortdurende afwijzing hebt ervaren tijdens je jeugd – is het moeilijk om later een goed bestaan op te bouwen – en een liefdevolle relatie aan te gaan.”
Coby: “Het geldt eigenlijk voor iedereen, dat toch twee belangrijke doelen in het leven zijn om te leren liefhebben – dat is een heel belangrijk doel, ik denk een groot onderschat doel, het is niet zo economisch rendabel enzo en er wordt weinig over geleerd maar leren… ja, leren liefhebben is een belangrijke opgave in het leven. Leren relativeren en leren werken, is ook belangrijke (opgave) in het leven.”
“Je talenten leren gebruiken, je creativiteit en dat inzetten in de gemeenschap. Naarmate je meer gehinderd bent van jongs af aan of op school, ook in Nederland hè, want we doen wel vaak… heffen we het vingertje naar buitenlanden, maar in ons eigen land hebben we een hele biblebelt, de roots van Nederland zou ik durven zeggen, die grote moeite heeft om mensen te laten worden wie ze zijn. Er is toch een neiging om mensen te willen transformeren naar het gewenste beeld. Ik zou durven zeggen dat dat een ernstig schadelijke tendens is in onze eigen maatschappij.”
Angelique: “Cobie ziet de gevolgen van deze schadelijke tendens in haar spreekkamer. Ze moet denken aan een veelbelovende jonge vrouw. Ze is mentaal sterk, maar heeft een trauma opgelopen door de agressie en afwijzing van haar familie.”
Coby: “Het is gelukkig wel steeds beter gegaan, ook in Nederland met de acceptatie van LHBT’ers en ons dezelfde rechten geven als heteroseksuelen, maar je ziet vooral in orthodox religieuze kring en in culturele kring, dat zijn groepen in onze samenleving waar dit nog erg moeizaam ligt. En ja, er zijn legio voorbeelden. Ik kreeg een poosje geleden bijvoorbeeld een Marokkaans-Nederlands jonge vrouw bij mij, een slimme vrouw, ze studeerde aan een universiteit, en die zat helemaal klem omdat ze ontdekte op vrouwen te vallen en ook haar eerste verliefdheid had, dat was een absolute no-go in haar familie. Ze werd ernstig bedreigd door haar vader en ook enorm afgewezen door haar moeder. Ze moest het huis uit, was bang voor de agressie van de familie. En ja, wat ik zag, je kunt dat dan eigenlijk klinisch wel een acute stress-stoornis noemen, bij iemand met wie eigenlijk verder niks aan de hand is; gewoon een leuk iemand die studeert en bezig is met de eerste verliefdheden en die dan echt een trauma oploopt en daar middenin zit.”
“Het is natuurlijk enorm lastig als juist je familie, die je normaalgesproken bescherming en veiligheid moet bieden, als die je op zo’n kernachtig deel van jezelf angst aanjaagt en soms zelfs met agressie benadert, dat is een duivels dilemma voor heel veel LHBT’ers denk ik, hoe daarmee om te gaan. En iedereen zoekt daarin zijn weg.”
“Sommige Islamitische Nederlanders die verbergen hun liefdesleven, om toch maar het contact met de familie te kunnen houden. Sommige mensen breken, andere mensen zitten er ergens tussenin; die proberen iets van hun eigen leven op te bouwen en een soort ‘don’t ask, don’t tell’-achtige situatie met hun familie of kerkgemeenschap te hebben. Er is geen standaard procedé, dat is een zoektocht.”
Angelique: “Het is funest voor je ontwikkeling als je in negatieve bewoordingen over jezelf leert denken. ‘De taal’ speelt in Cobies visie een cruciale rol. Zij vindt het belangrijk dat patiënten in therapie een nieuwe taal vinden voor wat zij voelen en denken, voor wie zij zijn.”
Coby: “Soms zijn er scholen waarin er geen taal is behalve de taal van schuld en boete, van ziekte. Als er geen taal is, kan een kind zich ook niet identificeren met zijn ouders, kan hij ook niet een gender rustig opbouwen en met vrouwelijkheid en mannelijkheid experimenteren, met liefde experimenteren voor beide ouders. Als die taal weggemaakt wordt of ingevuld wordt met negatieve taal, dan kan je je voorstellen dat dat van binnen of wel een groot gat geeft, of wel dat je voorzichtige opbouw van identiteit, gevuld wordt negativiteit en straf en ziekte en zelfbeschuldiging. Dus daarom is denk ik, en zeker bij LHBT’ers, het soms nodig dat er heel actief positieve, bevestigende taal in de spreekkamer wordt gebruikt.”
Angelique: “Psychiaters en psychologen moeten een diagnose stellen, anders wordt de behandeling niet vergoed. Dit knellende systeem maakt dat er vaak onnodig labels worden geplakt, waarschuwt Cobie. Labels en het gebruik van jargon creëren afstand, wat een open gesprek – met een eigen taal – in de weg staat.”
Coby: “Kijk, als mensen dan bij een behandelaar komen en er moet gezocht worden naar nieuwe taal, zou mijn wens eigenlijk zijn voor iedereen, dat je zoveel mogelijk probeert dat iemand zijn eigen taal ontwikkelt, in plaats van dat wij als psychologen of psychiaters mensen wel eens gaan vertellen hoe het zit en dan een of ander label aandienen waar je dan het leven mee door moet, en voor je het weet denk je ik ben ziek, ik word nooit meer beter. Dus je moet heel erg oppassen met jargon. Het vak wordt mooier als je dichter bij je eigen taal durft te komen. Het is spannender, het wordt allemaal veel echter. Jargon kan soms ook dienen om iemand een beetje op afstand te houden, dan weet je hoe het zit en hoef je alleen maar te vertellen aan die ander hoe het zit en wat hij moet doen. Terwijl, als het meer een zoekende beweging is, dat iemand zijn eigen taal gaat ontwikkelen, zich misschien spiegelt aan echt doorleefde taal van de behandelaar, nou, dan komt er denk ik… dan is er meer kans op dat er een stabielere identiteitsontwikkeling kan komen.”
“Dit is ongeveer mijn taal, maar ik probeer altijd erg aan te sluiten bij de taal waar iemand zelf mee komt, dus hoe hij zichzelf omschrijft, of hoe zij zichzelf omschrijft. En dan daarin mee te gaan en te kijken wat voor nieuwe taal er ontstaat en te kijken wat de betekenis daarvan is, de lading daarvan is, wat voor voorbeelden je zelf hebt gehad bijvoorbeeld rondom intimiteit, seksualiteit, om te kijken hoe het je beïnvloed heeft in het spreken over jezelf. Ja, ik denk dat dat het meest fruitful is, zal ik maar zeggen, het meeste vruchten afwerpt, als je dat doet.”
Angelique: “Aandachtig zijn voor LHBT-gerelateerde problemen. En tegelijkertijd: seksuele oriëntatie en genderidentiteit niet onnodig problematiseren. Als behandelaar moet je daar een evenwicht in zien te vinden.”
Coby: “Het is altijd wel een mooi principe in de gezondheidszorg om je te richten op de doelen waar iemand mee komt, hè. Dus ja, als iemand komt met werkproblemen dan moet je het ook een beetje met rust laten. Mensen geen problemen aanpraten. Maar als het gaat over dat laveren, ik kan me daar af en toe wel bezwaard in voelen dat als we het hebben bijvoorbeeld over een Islamitische jongeman die kampt met zijn homoseksuele gevoelens en daar somber over is omdat zijn omgeving het helemaal niet accepteert, ja, die komt dan bij de huisarts omdat hij klachten heeft. En die wordt dan verwezen naar mij. Of althans, heel veel mensen zoeken enorm naar een LHBT-vriendelijke hulpverlener. Dus via via vindt hij dan iemand en hij komt dan bij mij en die zegt: ja, ik moet van de verzekeraar weten welke diagnose ik heb.”
“Ja, dan moet ik wel eventjes slikken, want ja, hoezo diagnose? Je moet een label hebben, anders mag je niet ergens heengaan, dan wordt het niet vergoed. Maar feitelijk is er met zo’n man niks mis. Die heeft gewoon gevoelens voor een andere man en die is daarin gehinderd. Ja, wie heeft nu eigenlijk de diagnose? Dus ik heb hem gezegd: ‘Er is helemaal niks mis met jou, jij bent gewoon jezelf, alleen je bent ernstig gehinderd en daar heb je schade van opgelopen. Daar kan je je soms somber van voelen en hopeloos. Maar eigenlijk ligt de diagnose buiten jou. Je bent in orde, ook al zit je bij de psychiater. En dat jij soms sombere gevoelens hebt, dat is heel normaal, en dat je misschien soms suïcidaal bent en denkt ik zie geen uitweg meer, heel begrijpelijk, maar je bent ernstig belemmerd en het is tijd om jezelf vrij te maken.’ En dat is een heel proces, er moet veel werk overheen gaan voordat iemand een beetje senang wordt met zichzelf, in plaats van zich als vies beziet.”
Angelique: “Cobie houdt ons een spiegel voor. Bij wie ligt nou eigenlijk het probleem: bij LHBT-ers of bij de maatschappij? In plaats van deze groep in de probleemhoek te duwen, moet er een maatschappelijke verandering in gang worden gezet. En daar maken we allemaal deel van uit.”
Coby: “En vaak kun je dan natuurlijk het slachtoffer gaan blamen, hè, zo van daar is iets mee aan de hand, met die persoon die zoveel drinkt of die zulk lastig gedrag vertoont. Terwijl, eigenlijk is het een boodschap voor de hele omgeving. Vandaar dat in de gezondheidszorg vaak ook gezinsgesprekken worden gehouden, systeemgesprekken. Maar af en toe, zoals ik net al een kleine opzet gaf, is er ook een maatschappelijk gesprek nodig. Van ja, je kan je nu wel richten op die LHBT-er, natuurlijk moet die geholpen worden en goede zorg krijgen, maar nog belangrijker is dat we allemaal goed kijken in wat voor maatschappij leven we? Zodat er minder mensen met psychische klachten komen.
Angelique: “Naast haar drukke baan als psychiater vraagt Cobie actief aandacht voor LHBT mentale gezondheidszorg. Ze steekt er veel tijd en energie in. Ze doet het met liefde, daar niet van, maar het moet allemaal pro bono. Ze kan zich boos maken over het gebrek aan budget, aan urgentie. Terwijl het een urgente zaak is.”
Coby: “We hebben wel een genderpoli, maar er is geen expertisecentrum voor LHBT mentale gezondheid. Ik vind dat dat er zou moeten komen, dat VWS daar ook budget voor zou moeten vrijmaken, zodat er in opleidingen aandacht wordt besteed aan trainingen. Kijk, wij doen dit nu in Vereniging voor Psychiatrie sinds 2007 maar dat is allemaal liefdewerk oud papier, naast je gewone werk. Dit is best een groot thema. Als je daar verbeteringen in aan wil brengen, behoort daar ook een goede structuur omheen te zijn.”
Angelique: “Nederland hád wel een speciaal expertisecentrum, de Schorerstichting, die zich voornamelijk bezighield met psychische en lichamelijke gezondheidszorg voor homoseksuele mannen en vrouwen. Maar dit expertisecentrum werd in 2012 opgeheven. Ontzettend zonde, vindt Cobie. Zo is veel kennis verloren gegaan.”
Coby: “Toen was er zo’n gelijkheidsdenken, de hele diversiteit was helemaal buiten beeld geraakt. Daarmee is met het badwater het kind weggegooid, want de expertise van toen, dat moet toch weer nieuw opgebouwd worden. Er is heel veel behoefte onder LHBT’ers aan goede psychotherapie. Wij hebben dus in de Vereniging van Psychiatrie zo’n platform opgericht, met een aantal collega’s trekken we dat en iets van 130 psychiaters hebben zich daarbij aangesloten, maar het probleem is: LHBT’ers zoeken zich suf, net als heel veel heteroseksuelen trouwens, aan goede therapie, maar kunnen heel moeilijk een plek vinden.”
“Dus wat ik heel graag zou willen, dat er een betere verwijsstructuur, zodat er zowel binnen instellingen als binnen de vrije praktijken, mensen meer zichtbaar maken of ze affiniteit hebben met LHBT sensitieve zorg, dat er een beter verwijssysteem komt binnen de beroepsgroepen en dat het ministerie van volksgezondheid toch eens gaat kijken hoe ze ook in praktische zin deze zorg beter wil ondersteunen. Want het is nog allemaal erg rudimentair qua support. Als je zorg beter wil organiseren, hoort er soms ook budget en structuur bij. En dan kunnen al die goedbedoelende zorgverleners erna hun werk gaan doen.”
Angelique: “Binnen de Psychiatrie Vereniging worden wel trainingen gegeven. Ook andere partijen, zoals de Alliantie Gezondheidszorg op Maat, ondersteunen zorgverleners. Dit is wat Cobie aan psychiaters en psychotherapeuten wil overbrengen:”
Coby: “Wat misschien een mooie uitgangspunt is dat je eventjes naar jezelf kijkt als je zo’n cursus komt volgen en denkt hé, wat zijn mijn beelden die ik heb meegekregen over gender, seksualiteit en intimiteit? Wat heb ik van huis uit meegekregen? Hoe doe ik dat zelf met mijn kinderen, hoe spiegel ik hen of hoe doe ik dat met kinderen in mijn omgeving, hoe ben ik zelf gespiegeld op dat gebied? En dat je eens kijkt wat voor effect dat heeft in hoeverre je je vrij voelt om in gesprekken met cliënten of patiënten over deze thema’s te durven spreken.”
“En als je daar belemmeringen in voelt, dat je daar echt mee aan de slag gaat. Een tweede is eigenlijk dat ik iedereen, mijzelf ook altijd elke dag weer, maar ook collega’s de uitdaging zou geven om te proberen om in een niet-wetende positie te gaan staan. Dus als iemand een spreekkamer in komt, niet gelijk te denken hé, dat is een heteroseksuele vrouw, want we hebben allemaal van die reflexen denk ik in ons hoofd, op allerlei gebied, ook ten aanzien van kleur en sociaal-economische status, om eigenlijk te beslissen: ik weet het niet en ik ga het vragen, hoe iemand zich van binnen voelt. Als het moment daar is, om daar te komen, dat je vraagt wat voor ervaringen iemand heeft, met wie je seks hebt, nou ja, wat je voorkeur is, wat je identiteit is. En ik denk als je niet weet, kan er ook veel contact ontstaan en kan iemand ook de vrijheid voelen om daar over te gaan spreken.”
“En ik denk dat we langzamerhand in de psychiatrie, ook psychiaters, weer leren om meer met mensen te praten, als ze an verzekeraars hopelijk daar een beetje tijd voor krijgen, want daar schort het ernstig aan – maar dat we leren praten met mensen, zonder dat we het al weten, en gaan zoeken naar de betekenisgeving van die klachten. Zodat die persoon die in die kamer komt, zichzelf beter kan gaan begrijpen en kan begrijpen wat zijn psychische symptomen betekenen voor hoe hij met zichzelf omgaat, hoe hij in de wereld staat, hoe zijn relaties zijn. Eigenlijk meer een relationele vorm van psychotherapie, van psychiatrie. Dus dat is eigenlijk meer de culturele setting, waarbinnen ook Nederlandse LHBT’ers natuurlijk functioneren. Ik zie langzamerhand en verschuiving komen, waarin psychiaters minder, hopelijk – het is nog niet voorbij hoor, maar – minder handtekeningen moeten zetten en minder pillen hoeven voorschrijven.”
“In die klachtgerichte psychiatrie, was er relatief weinig aandacht voor het seksueel functioneren van mensen, voor het relationeel functioneren van mensen, voor identiteitsvragen – die toch het meest kernachtige deel van onszelf eigenlijk vormen. Dat gaf dus ook een lacune in training, in vrijheid van psychiaters die psychotherapie doen, om te urven spreken, dit soort thema’s te durven aanraken. Te laten zien aan mensen hé, je kan over deze thema’s met mij praten, we kunnen hiernaar gaan zoeken, ook al weten we het nog niet precies. Daar moet je wel getraind voor worden en ook zelf innerlijk als behandelaar vrij in worden, jezelf ook een beetje kennen, voordat je dat samen met een cliënt of een patiënt durft te gaan doen.”
Angelique: “Voor LHBT’personen die hulp zoeken, moet er kundige mentale gezondheidszorg beschikbaar zijn. Laagdrempelig, makkelijk te vinden, met de nadruk op een veilige omgeving. Waarmee Cobie zeker niet wil zeggen dat therapie altijd noodzakelijk is.”
Coby: “Ik denk dat het nog veel beter als een LHBT’er het kan vinden bij een goede vriend of vriendin. Of bij een goede docent, of bij een goede geestelijk leider of bij je goede collega. Maakt me helemaal niet uit, of een goede broer of zus. Als daar ergens positieve relaties zijn en je kan daar open voor gaan staan en je kan je daaraan laven en nieuwe ervaringen aan opdoen, dat is eigenlijk de meest wenselijke situatie hè, dat je gewoon in je eigen omgeving, ook al heb je het ergens moeilijk gehad thuis of op school, dat je met anderen iets nieuws kan gaan opbouwen en dat je daar stevig kan gaan ontlenen.”
“Als dat er niet is, of als mensen zo bang zijn dat ze die contacten niet aan durven gaan, ja dan kom je soms bij een huisarts of bij een psycholoog of een psychiater, voor therapie, voor psychotherapie, en dan zal je dat proces gaan doormaken met die behandelaar. En het kan daar soms best stevig aan toe gaan, want dan krijg je natuurlijk al het wantrouwen soms op je af en dan moet er veel verdragen worden en kijken of je het weer kan herstellen. En nou ja, als je eenmaal maar bezig bent en je houdt elkaar vast, dan kan er denk ik iets nieuws ontstaan.”
Angelique: “Je hoorde psychiater Cobie Groenendijk. Meer weten over deze podcast? Kijk dan op
komteenmensbijdedokter.nl. Je vindt hier uitgebreide informatie. Over hoe je de zorg krijgt die je nodig hebt. Deze podcast is een initiatief van de Alliantie Gezondheidszorg op Maat. Mijn naam is Angelique Houtveen.”